Lees hier een fragment uit ‘De Laatste Dagen’
‘U moet mij mijn humeur vergeven
u ziet: ik sta op het punt vermoord te worden.’
Ergens in een koude stad, met hoge torens en een ijsrivier, wacht de aristocrate in haar kamer tot ze opgehaald wordt. Er is een revolutie gaande: de jongensmannen halen de stad leeg, ze gooien iedereen die zo stom is om rijk te zijn de rivier in. En het is een kwestie van tijd tot ze bij haar komen. Ze kan niets doen dan wachten. Haar enige gezelschap is een andere vrouw, op haar balkon aan de overkant van de straat, die net als zij wacht op het naderend einde.
Terwijl ze wacht, praat ze. Over haar leven, haar verleden en haar dromen. Over hoe het zo ver heeft kunnen komen. Over de armen en de rijken in de stad en wie er nu eigenlijk schuld heeft. En over de man, de man, de man die haar alleen achterliet. Maar gaandeweg vallen er steeds meer gaten in haar verhaal. Het beeld dat ze van zichzelf geschetst heeft, van toevallige omstander, van iemand die het allemaal ook maar overkomt, slaat aan splinters. Gaandeweg blijkt dat haar rol in het geheel een stuk groter is dan ze deed voortkomen.
Dat haar connectie met de naderende jongensmannen veel dieper gaat. En dat er een reden is dat ze maar blijft wachten en wachten op hun komst.
‘Er zijn dingen die niemand je vertelde.
Niemand die je vertelde
hoe de geur van een man je neusgaten binnen kon dringen
je kloppend en ziek kon achterlaten.’
Regie: Ariane van Vliet
Tekst: Koen Caris
Spel: Marlijn Spee
Première: april 2012